Afscheid van een huis
Omdat ik afscheid van een huis neem,
ben ik neerslachtig vandaag.
Ik laat de hand van het huis los
en zal een nieuw kind moeten worden,
mij terechtschikkend in een vreemde vrouw.
De dag zal opnieuw moeten worden geboren
en het zal ook lang duren
voordat ik met de aanvliegende nacht
weer op goede voet sta.
Zwerven en zich niet hechten
is waarschijnlijk een beter bestaan.
Maar de regels der tijden dulden het niet,
dat men een tent op de horizon
van een dagreis geleden zet
[liefst niet te ver van een kleine rivier]
en handen strekken zich al in de herfst
naar de warmte ‘s winters van een vuur tussen muren.
Dus zwerft men van huis tot huis en is anders
eenzaam, op zoek naar een stenen moeder,
en leeft men tussen de muren samen
met het licht door het venster, de nacht aan het raam.
Hans Andreus (1926-1977)