Gedicht van 7 augustus 2019 (Ellen)

Afscheid van een huis

 

Omdat ik afscheid van een huis neem,

ben ik neerslachtig vandaag.

Ik laat de hand van het huis los

en zal een nieuw kind moeten worden,

mij terechtschikkend in een vreemde vrouw.

 

De dag zal opnieuw moeten worden geboren

en het zal ook lang duren

voordat ik met de aanvliegende nacht

weer op goede voet sta.

 

Zwerven en zich niet hechten

is waarschijnlijk een beter bestaan.

Maar de regels der tijden dulden het niet,

dat men een tent op de horizon

van een dagreis geleden zet

[liefst niet te ver van een kleine rivier]

en handen strekken zich al in de herfst

naar de warmte ‘s winters van een vuur tussen muren.

 

Dus zwerft men van huis tot huis en is anders

eenzaam, op zoek naar een stenen moeder,

en leeft men tussen de muren samen

met het licht door het venster, de nacht aan het raam.

 

Hans Andreus (1926-1977)

Enable Javascript