De Wurm
Er zit een wurm in onze juttepeer,
dat weten we nu zoetjesaan wel zeker.
Het ligt misschien, wie weet, wel aan de kweker
of aan de groenteman, of aan het weer.
De ene mens denkt aldoor vol verdriet:
hoe komt die wurm erin. Hij wil het weten.
De and’re mens wil nooit meer peren eten,
Maar dat is overdreven, vindt u niet?
Dan is er altijd ook nog wel een man,
zo een, die denkt de wurm eruit te krijgen
door bovenmatig met zijn vuist te dreigen,
maar nebbisj, zeg, daar schrikt die wurm niet van.
Er zijn er ook, die houden zo van fruit,
dat zij de peer met wurm en al verslinden,
en zeggen dat ze ’t overheerlijk vinden,
maar in het donker spugen ze hem uit.
En daar in dat cafeetje zit er een,
die zegt: het is geen peer. Het is een appel.
Ik zeg maar zo, wat maak je je te sappel,
alla, ’n wurm. Ik eet er maar omheen.
Annie M.G. Schmidt 1950 (1911 – 1995)