Van Trijntje Fop (alias van Kees Stip)
Op een meeuw
Een burgermeestermeeuw te A.
ging zijn gemeentekas eens na.
Hij riep zijn secretarisvogel
en vroeg: “Mijnheer, hoe is het mogel…?”
Doch midden in dit woord is deze
per sneltrein naar Parijs gerezen.
Kinders, weest eerlijk en weest wijs,
dan hoeft gij nimmer naar Parijs.
Van Kees Stip
De spreker
Ik kreeg het woord. De zenuwen erbij. Want wat ze wilden wist ik van tevoren. Wat ieder van zichzelf had willen horen, dat moesten ze nu ook nog eens van mij.
Al zaten ze met roodgespitste oren te wachten tot ik eindelijk iets zei, met dode mussen maak je niemand blij. Dus werd de mijne maar niet eens geboren.
Door niets te zeggen sla je nooit een flater. Ik sloeg alleen denkbeeldig naar een mug en nam een slokje van mijn glaasje water. Een diepe buiging na een kleine kuch, en donderend applaus klonk allerwegen omdat ik zo welsprekend had gezwegen. |