Gedicht van 18 dec. 2024 door Wendelien Elzinga

 

Albert Verweij (1865-1937)

 

Gij en wij saam…..

 

Wie is zo sterk dat hij de chaos temt?

Wie kan het leed zien zonder schreiende ogen?

 

Niet wij:

maar juist daarom voelen wij ons voorbestemd

Tot rustloos pogen.

Gij en wij saam, wij moeten doen,

Niet overwijs, niet over-koen,

Naar ons vermogen.

Wie waarlijk leeft, heeft in zijn hart

Een onvernietigbare veer,

Een stille kracht, die iedere weerstand tart.

 

Noem ons haar naam: spreek uit en leer

Wat sterker is dan ramp en smart.

 

Geen leer, geen naam: alleen de wil

Sterker te zijn dan leed en tijd,

Aanvaard uw taak, volvoer haar stil:

Heb lief en hoop en wees bereid.

 

Boven het leed, boven de tijd

Verrijst het onvervaard gemoed

Dat weet, dat iedere mensheid lijdt,

Maar draagt zijn leed en doet wat moet.

 

Boven de tijd, boven het leed

Heft zich de goede en schone daad,

Die klein mag zijn, want elk mens weet

Dat hij voor kleine taken staat.

 

Klein zij de taak, maar sterk de wil

Die haar met vaste trouw volvoert,

Wie zo doet heeft in zich zijn spil

Waaraan geen ver’re chaos roert

 

Als dan elkeen in eigen kring

Zo werkt, strek dan Uw handen uit

En reikt ze, tot in groot’re kring

De bond van broederschap zich sluit.

 

Sluit aan tot ge als een enig volk

De tijd weerstaat die rukt en rijt,

Ontredt aan wolk en warrelkolk

De schoonheid van een nieuwe tijd.

 

Enable Javascript